Vereniging tot behoud van gasbronnen in Noordholland

Brongasvereniging@gmail.com

Ontwikkeling van de brongasinstallatie

Rond 1850 ontdekte ontdekte agrariër Wouter Sluis uit de Beemster dat er iets vreemds was met het water dat uit de Nortonwel kwam. Het water zag, als het boven kwam, een beetje melkachtig wit. Deed je het water in een emmer en liet je het een uurtje staan, dan werd het water bijna helder. De melkachtige kleur ontstaat door gasbelletjes in het water. De gasbelletjes ontsnappen aan het water waardoor het water weer zijn helderheid krijgt.
Met wat expirimenten ontdekte Wouter Sluis dat de gasbelletjes uit een brandbaar gas bestaat. Hij vroeg zich af hoe je dit brandbare gas geschikt kan maken voor gebruik.
Het duurde nog bijna 45 jaar voor dat hij, samen met de firma Lankelma, een installatie ontwikkelde die het gas uit de Nortonwelwater kon scheiden.
De nieuwe brongasinstallatie bij het Agrarische Museum Westerhem is bijna een exacte kopie van de in 1895 gemaakte brongasinstallatie. Het grote verschil is de welpijp. Vroeger werd die van hout gemaakt, de tegenwoordige uitvoering is in PVC. (In het boenhok van het Agrarisch Museum Westerheim bij de brongasinstallatie staat een stukje houten welpijp.)

Hoe komt het gas in het welwater terecht? 
Zoals hierboven beschreven is het gas in het welwater bij toeval ontdekt. Voor het verkrijgen van bronwater werd een welpijp in de grond in de grond gedreven. De welpijp werd zo diep geslagen dat het in een schelpachtige laag terecht kwam. Deze schelpachtige laag zorgt er voor dat het water goed naar de welpijp toestroomt en het water filtert. Hierdoor wordt het dichtslibben van de welpijp voorkomen. Deze schelpachtige laag heeft een maritieme oorsprong. Een later TNO onderzoek heeft dit bevestigd.
Het gas, brongas genoemd, wordt gevormd door de omzetting en afbraak van schelpen, algen, zeewier en plankton door bacteriën. Deze bacteriën leven zonder zuurstof. Het zo ontstane methaangas, op ongeveer 45 meter diepte, heeft een druk van ongeveer 4,5 atmosfeer en lost op in water.
Wanneer het water met het daarin opgeloste methaangas via de welpijp omhoog komt verlaagt de druk en vormt het in het water gasbelletjes. Er vindt een scheiding van water en gas plaats.
De schelpachtige lagen liggen allemaal tussen de 35 en 80 meter diepte. De welpijp bij het Agrarisch Museum heeft een diepte van 39 meter bereikt.

Toen er een goed werkende brongasinstallatie ontwikkeld was, nam het gebruik hiervan snel toe. Het was voor het platte land een ideale oplossing. Het water was goed voor de huishouding, voor de bewoners en het vee. Het gas verschafte energie voor de verlichting, kooktoestellen en de verwarming. Alleen al in de Beemster wordt het aantal gebruikte brongasinstallaties op 800 geschat. In geheel Noord- en Zuid-Holland samen zijn er bijna 4500 brongasinstallaties geweest. De meeste installaties in Noord- en Zuid-Holland werden tot na de tweede wereldoorlog (1940 - 1945) gebruikt en goed onderhouden. Door de komst van de waterleiding, elektriciteit en huisbrandolie werd de afhankelijkheid van de brongasinstallatie minder. Het onderhoud koste veel en vele brongasinstallaties raakten in verval. Door de waterschappen werden maatregelen genomen om het oppervlaktewater, waarop het bronwater werd geloosd, te ontzilten. De brongaseigenaren kregen een heffing in verband met het lozen van zout water. Hierdoor verdwenen vele brongasinstallaties.
In de jaren rond 1985 werd ontdekt dat fosfaten in het opervlaktewater tot schadelijke algengroei leidt. Als eerste maatregel moesten alle wasmiddelen fosfaatvrij worden. Later bleek na een onderzoek, dat de voor de fosfaat in de plaats gekomen witmakers in de wasmiddelen nog veel schadelijker waren voor het milieu. Vooral in de Noordzee stopte de noodzakelijke algen- en plankton-groei waardoor de visstand snel achteruit ging.
In 1992 werden de resterende 600 brongasinstallaties door de waterschappen aangemerkt als grote fosfaatvervuilers. Volgens het waterschap produceerde de gezamelijke brongasinstallaties net zoveel fosfaten als de hele stad Hoorn. De brongasinstallaties moesten maar dicht!
In 1992 werd de Vereniging tot behoud van Brongasinstallaties opgericht. Het doel was om het besluit van de waterschappen om alle brongasinstallatie te sluiten van tafel te krijgen.
Door onderzoek van TNO is aangetoond dat fosfaten uit de brongasinstallaties geen vervuilende werking kan hebben op het oppervlaktewater. Bij de uitstroom van welwater komt ook ijzer mee. De twee elementen fosfaat en ijzer uit het water vormen samen een onoplosbare verbinding die neerslaat in de baggerspecie. We kennen dit verschijnsel in de landbouw als fosfaatfixatie ijzerhoudende gronden.